Deel dit bericht.
“Het gaat er om de kinderen te laten ervaren wat ze zelf samen kunnen bereiken.”
Recent onderzoek naar armoede
24 januari 2020
- Het armoederisico blijft ten opzichte van 2018 gelijk. Dit blijkt uit zeer recente cijfers (december 2019) welke zijn gepubliceerd door het CBS. Lees meer
- Kinderen van arme ouders presteren slechter op school. Blijkt uit een onderzoek van DUO Onderwijsonderzoek onder zevenhonderd Nederlandse leerkrachten. Lees meer
- Evaluatie van ‘Opgroeien in Armoede’ door het Verwey-Jonker Instituut. Lees meer
….CBS
In 2018 had 7,9 procent van de Nederlanders een inkomen onder de armoedegrens. Sinds de economische crisis is dit percentage niet verder gestegen. Dit heeft het CBS gemeld in het rapport over Armoede en sociale uitsluiting van 2019.
Feiten en cijfers op een rij
- Van de bijna 7,4 miljoen huishoudens in 2018 hadden er 584 duizend een inkomen onder de lage-inkomensgrens, waarvan 232 duizend al ten minste vier jaar achtereen.
- In 2018 lag de lage-inkomensgrens voor een alleenstaande op netto 1.060 euro per maand. Voor een paar was dat 1.460 euro, en met twee minderjarige kinderen 2.000 euro.
- Het Centraal Planbureau, dat op verzoek van het CBS een onderzoek heeft gedaan, verwacht dat het aandeel huishoudens onder de lage-inkomensgrens in 2019 daalt tot 7,4 procent en in 2020 tot 6,6 procent.
Huishoudens die afhankelijk zijn van bijstand lopen het meeste risico op armoede
Een groot deel van de huishoudens die rondkomen van sociale voorzieningen, hadden in 2018 een laag inkomen. Bijna de helft van deze huishoudens heeft in ieder geval vier jaar een laag inkomen gehad. Ook onder ontvangers van een werkloosheids- of arbeidsongeschiktheidsuitkering lag het aandeel huishoudens met een laag inkomen ruim boven het gemiddelde.
Bij zelfstandigen moest een tiende rondkomen van een laag inkomen, waarvan 2,0 procent langdurig moest rondkomen van een laag inkomen. Deze huishoudens worden ook wel ‘risicohuishoudens’ genoemd. Het gaat dan om zelfstandigen die weinig winst maken of met verlies te maken hebben.
Van de niet-westerse huishoudens loopt een kwart risico
Huishoudens waarvan de hoofdkostwinner een niet- westerse afkomst heeft lopen risico op armoede. Een kwart van deze huishoudens had in 2018 een laag inkomen. Van huishoudens met een Nederlandse hoofdkostwinner had ruim 5,0 procent een laag inkomen. Bij niet-westerse huishoudens houdt het lage inkomen vaak langdurig aan in tegenstelling tot huishoudens met een westerse achtergrond. Van de vier grootste groepen in Nederland met een niet-westerse migratieachtergrond had de Marokkaanse groep met bijna 27 procent het vaakst een laag inkomen, en de Surinaamse het minst vaak (16 procent). Dit hangt samen met een relatief hoge arbeidsdeelname onder personen met een Surinaamse migratieachtergrond.
Vluchtelingen voor het grootste deel in de bijstand
Tot de vluchtelingengroepen rekent het CBS personen met een Afghaanse, Irakese, Iraanse, Somalische, Syrische en Eritrese achtergrond. Bij huishoudens met een hoofdkostwinner van Syrische of Eritrese komaf was het armoederisico met respectievelijk 70 en 64 procent het hoogst. Rond de 9 op de 10 huishoudens met een Eritrese, Syrische of Somalische achtergrond die een laag inkomen hebben, ontvingen bijstand. Van de Afghaanse, Irakese en Iraanse huishoudens met een inkomen onder de lage-inkomensgrens was rond de 70 procent afhankelijk van een bijstandsuitkering. Dat ondanks het economisch herstel het armoederisico in Nederland al drie jaar niet verandert, komt deels door de eerdere toestroom van vluchtelingen die met eenmaal een verblijfsvergunning veelal in de bijstand belandden.
…DUO Onderwijsonderzoek
Bijna twee op de drie basisschoolleraren heeft leerlingen in de klas die in armoede leven. De kinderen dragen veel dezelfde kleren, kunnen niet mee met schoolreisjes, hebben geen eten bij zich of wassen zich niet elke dag. Deze groep leerlingen presteert aantoonbaar slechter dan klasgenoten.
Dat concludeert DUO in hun rapportage ‘Onderzoek armoede leerlingen in het basisonderwijs’. Het gaat gemiddeld om twee kinderen per klas. Ruim de helft (55%) van de leerkrachten geeft aan dat het in armoede opgroeien van leerlingen een negatieve invloed heeft op de leerprestaties, waarbij 7% aangeeft dat het veel invloed heeft op hun leerprestaties.
Armoede heeft ook invloed op emotionele ontwikkeling
Behalve dat de armoede invloed heeft op de leerprestaties van deze kinderen, is er ook negatieve invloed op de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen. Dit constateert bijna drie kwart van de ondervraagde leraren. Bijna de helft van de docenten zoekt soms contact met hulpinstanties om de gezinnen in armoede en hun kinderen bij te staan. Ruim twee op de drie scholen hebben ook een potje om deze groep te steunen.
….Verwey-Jonker Instituut
Vijf jaar lang ondersteunde het Kansfonds in het programma ‘Opgroeien in Armoede’ 54 projecten die zich richten op gezinnen in armoede (2014-2019). Het Verwey-Jonker Instituut evalueerde het programma. De focus lag in dit programma op versterking persoonlijk leven en deelname aan sociaal leven. Het programma wilde een bijdrage leveren aan “het verminderen van armoede door de draaglast van de gezinnen te verkleinen en hun draagkracht te vergroten”. De ouders en de kinderen die meededen aan de projecten kregen hulp en ondersteuning van vrijwilligers, maatjes en professionals.
Positieve aandacht
Volgens de projectleiders is het belangrijk dat alle uitvoerders – maatjes, professionals en vrijwilligers – van het project een positieve benadering hanteren: niet oordelen, complimenten maken, deelnemers zelf verantwoordelijk maken, het voordoen via training, luisteren zonder oordeel, en vieren wat er te vieren valt. Voor ouders en kinderen zijn positieve aandacht en bevordering van het eigen initiatief cruciaal. De deelnemers moeten serieus worden genomen, ook de kinderen, juist de kinderen. “Het gaat er om de kinderen te laten ervaren wat ze zelf samen kunnen bereiken”.
Meer informatie.
- Saskia Duursma
- s.duursma@cmostamm.nl
- 06 124 139 41